Het Beukenhof: van vuilnisbelt tot fenomeen

Het is 1945. Nederland is in zijn geheel bevrijd en de opluchting onder het Nederlandse volk is groot. In America wordt tijdens de bestuursvergadering van toneelvereniging "De Vrije Spelers" op 16 mei 1945 overwogen een buitenterrein aan te kopen of te huren voor optredens in de openlucht van de muziek- en toneelvereniging. Het voorstel vindt een gewillig oor bij alle leden. De keuze valt op de plaatselijke vuilnisbelt, die niet meer in gebruik is. Het terrein op de hoek Wouterstraat/Putweg wordt tegen een tarief van fl. 1,00 per jaar gehuurd van de gemeente Horst. De gemeente stelt als enige voorwaarde, dat het onderhoud onder de verantwoordelijkheid van de vereniging valt. Een vuilnisbelt echter is geen ideale plaats voor het uitvoeren van een toneelstuk. Met vereende krachten wordt er behoorlijk opgeruimd, geëgaliseerd en een aantal losse houten banken en stoelen geplaatst, die worden geleend in naburige dorpen. Het eerste toneelstuk dat De Vrije Spelers in hun bestaan in de openlucht uitvoeren, is "De Schamele Straatzanger en het mirakuleuze Lieve Vrouwke".


Amfitheater

Van een echt openluchttheater is tijdens de opvoering van "De Schamele Straatzanger en het mirakuleuze Lieve Vrouwke" nog geen sprake. Het succes om te spelen in de openlucht en de wens om een eigen openluchttheater te bouwen krijgt steeds vastere vorm. Meister Rongen krijgt groen licht van het bestuur en gaat aan de slag. Hij laat zich bij het ontwerp voor het openluchttheater inspireren door de amfitheaters in Italië en Griekenland. Hij schaft speciaal hiervoor een boek aan en bestudeert de verschillende ontwerpen grondig. De keuze valt op een halfronde opstelling van betonnen banken, die schuin omhoog loopt. Het aantal zitplaatsen moet ongeveer 500 worden. Bij het ontwerpen wordt zelfs rekening gehouden met de avondzon in de zomermaanden. Het publiek zit met de rug naar het westen, waardoor het niet tegen de zon in kijkt. Bij de Nederlandsche Heidemaatschappij wordt een offerte aangevraagd voor het grondwerk. Het voorstel van fl. 5000,00 is echter veel te duur voor de vereniging. Bij de naoorlogse Rijksdienst voor de Uitvoering van Werken (D.U.W.) wordt ook subsidie aangevraagd. D.U.W. wijst de aanvraag af, omdat zij de voorkeur geven aan het subsidiëren van terreinen, waarop landbouw wordt gepleegd. Er rest de Americanen nog maar één keuze: zelf doen. In 1946 doen de bestuursleden tijdens een vergadering een beroep op de mannen uit het dorp, om gezamenlijk de handen uit de mouwen te steken. Het werk wordt onder aanvoering van Antoon van der Sterren in december 1946 in ploegendiensten uitgevoerd. Dorpsgenoot Jan Driessen werkt bij de Heidemaatschappij. Hij heeft kennis van dergelijke werken en steekt Antoon en zijn mannen de helpende hand toe. Op het terrein staan veel beukenbomen en het krijgt de toepasselijke naam "De Beukenhof".


Toegangsboog

De bouw van het openluchttheater blijkt meer voeten in de aarde te hebben dan verwacht. Wegens gebrek aan tijd en financiële middelen wordt de bouw over een langere tijd uitgesmeerd. Op het terrein, dat aan de Beukenhof grenst, staat een oude turfstrooiselfabriek. Met de gemeente wordt de afspraak gemaakt, dat het pand gesloopt mag worden. De brokken puin worden gebruikt voor het maken van de toegangsboog. De kosten van het openluchttheater bedragen uiteindelijk fl. 1500,00. Aangezien de vereniging dit bedrag niet in kas heeft, besluit het bestuur een lening aan te vragen bij de Boerenleenbank. Deze zou dan binnen een termijn van tien jaar moeten worden afgelost. Bestuurslid Lei Droog steekt hier echter een stokje voor. Hij verstrekt De Vrije Spelers een renteloze lening, die hij uiteindelijk omzet in een schenking.


Vijf voorstellingen

In de tien jaar waarin het openluchttheater in gebruik is, wordt voortdurend aan het bouwwerk gesleuteld en onderhoud gepleegd. Grad de Mulder uit Leunen, die de verlichting en het geluid verzorgt, legt kleurverlichting aan in de "buitenfoyer" van De Beukenhof, heel bijzonder in die tijd. Uiteindelijk worden na "De Schamele Straatzanger en het mirakuleuze Lieve Vrouwke" nog vier grote voorstellingen in het nieuwe openluchttheater "De Beukenhof" gespeeld. Achtereenvolgens zijn dat "Dorp in Onrust" in 1947, "Regina" in 1949, "De Gouden Helm" in 1951 en 1952 en als hekkensluiter "Den Vogel Af" in 1954.

Vanwege het risico van slecht weer, de kosten van het onderhoud en de teruglopende inkomsten -onder meer door de opkomst van de televisie- neemt het bestuur uiteindelijk het besluit om het openluchttheater buiten gebruik te stellen en velt daarmee het eindoordeel over het fenomeen waar America zo trots op was. Van het indrukwekkende openluchttheater is door verval en afbraak weinig overgebleven. Wie vandaag de dag langs de Beukenhof loopt, ziet alleen nog de Mariagrot in de dierenweide, als relikwie van het eens zo roemruchte theater.


Bron: "Wij spelen verder", Toneelvereniging De Vrije Spelers, America 2014